Wie ik zelf ben

Mijn foto
Ik volg een hbo studie filosofie. In mijn vrije tijd geef ik bijlessen filosofie. Ik werk in heel Nederland: voel je welkom!

zondag 30 oktober 2011

15. De kandidaten kunnen vanuit de positie van de libertariër zowel het principe van de ultieme oorzaak als het principe van de alternatieve mogelijkheden verdedigen. Zij kunnen daarbij tevens uitleggen waarom het ultieme oorzaak principe strijdig is met het determinisme.


Het idee dat je enkel uit vrije wil handelt als je ook iets anders had kunnen doen, is het principe van alternatieve mogelijkheden. Het ultieme oorzaakprincipe betekent dat we enkel uit vrije wil handelen als een handeling veroorzaakt is door eigen keuze, zonder dat deze keuze beïnvloed wordt door een eerdere gebeurtenis. Het is een logisch gevolg op elkaar, want als je in de eerste plaats geen alternatieve mogelijkheid had, is er ook geen aanleiding om een eigen keuze te maken.

Ultieme oorzaakprincipe is strijdig met het determinisme. Terwijl het ultieme oorzaakprincipe zegt dat de vrije wil wel bestaat (mits een keuze niet beïnvloed wordt door eerdere gebeurtenissen), terwijl het hard determinisme de vrije wil afwijst (omdat elke handeling per definitie gevolg is van een eerdere gebeurtenis).

14. De kandidaten kunnen de positie van het libertarisme uitleggen en daarbij kritische kanttekeningen maken.


Er zijn verschillende alternatieven voor het hard-determinisme die aan willen tonen dat mensen wel een vrije wil hebben. Een daarvan is het libertarisme (tegenovergestelde van determinist), dat meegaat met de incompatibilisten maar zegt: er zijn goede redenen om te geloven dat iedereen een vrije wil heeft, dus het determinisme is niet waar.

Kritische kanttekening moet gemaakt worden: enkel stellen dat er “goede redenen zij om te geloven dat de vrije wil bestaat” is geen overtuigend argument om aan te nemen dat de vrije wil daadwerkelijk bestaat. Daarnaast hebben we geleerd dat determinisme niet makkelijk aan de kant te schuiven is. We hebben gezien dat opvoeding en gebeurtenissen uit onze jeugd invloed hebben op ons handelen. Daarnaast weten we dat filosofen (door wetenschappelijke inzichten  in de natuur- en scheikunde) de stelling verdedigen dat onze handelingen net als alle gebeurtenissen gevolg zijn van eerdere gebeurtenissen in combinatie met de natuurwetten. Hoe is dit schijnbare determinisme van de wetenschap te verenigen met de vrije wil?

13. De kandidaten kunnen uitleggen waarom het volgens sommige incompatibilisten wel en volgens andere incompatibilisten niet eerlijk is om mensen te belonen of te straffen.

Het incompatibilisme doet geen uitspraken over de vraag óf het determinisme waar is, maar doet enkel en uitspraak over het geval dát het determinisme waar is.
- Als een incompatibilist redeneert dat het determinisme niet bestaat, dan is iedereen gewoon verantwoordelijk voor zijn/haar daden en mogen we dus ook consequenties aan handelingen verbinden (straffen en beloningen).
- Als een incompatibilist redeneert dat het determinisme wel bestaat, dan heeft niemand een vrije wil en is het niet eerlijk om iemand te straffen/belonen. Niemand is toch verantwoordelijk voor zijn/haar daden.

12. De kandidaten kunnen de centrale gedachte achter het determinisme weergeven en beargumenteren tot welke praktische problemen deze theorie volgens sommige filosofen kan leiden.

De centrale gedachte achter het determinisme is dat ons gedrag volledig bepaald wordt door gebeurtenissen uit het verleden. Praktische problemen ontstaan: niemand is meer verantwoordelijk, voor de goede maar ook slechte dingen. We zouden misdadigers niet langer verantwoordelijk mogen houden, en dus uit de gevangenis moeten laten. We zouden een kind die zijn bord leegeet niet meer een aai over de bol mogen geven. Ergo: niemand hoeft ergens meer zijn best voor te doen.

11. De kandidaten kunnen vier redenen noemen voor strafvervolging. Zij kunnen daarbij uitleggen waarin het principe van retributieve rechtvaardigheid verschilt van drie andere principes.

Er zijn vier redenen voor strafvervolging:
- Opvoeding: straf kan de misdadiger veranderen
- Afschrikking van anderen: voorkomt criminaliteit bij anderen
- Bescherming van samenleving: gevangene kan in de gevangenis de samenleving kwaad doen
- Vergelding: er wordt een rekening vereffend

Terwijl de eerste redenen pragmatisch van aard zijn, is de laatste meer principieel van aard en beroept het zich op het filosofisch idee van morele verantwoordelijkheid. Het idee dat mensen gestraft moeten worden als ze moreel verantwoordelijk zijn voor een misdaad, om op die manier een schuld in te lossen noemt men retributieve rechtvaardigheid. Het sluit tegelijkertijd goed aan bij een ander principe van rechtvaardigheid: de zwaarte van de straf moet in verhouding staan tot de ernst van de misdaad. Hoe hoger de schuld, hoe zwaarder de last moet zijn om de schuld in te lossen.

10. De kandidaten kunnen uitleggen in hoeverre vrije wil een noodzakelijke voorwaarde is voor morele verantwoordelijkheid

Morele verantwoordelijkheid betekent dat we iemand kwalijk nemen of juist prijzen voor zijn daden. We zullen het niemand kwalijk nemen als hij/zij vanwege dementie een fout begaat. Aangezien we aanvaarden dat dementie de oorzaak was (ipv. vrije wil) is iemand wel verantwoordelijk, maar niet moreel verantwoordelijk. Vrije wil is daarom een noodzakelijke voorwaarde voor morele verantwoordelijkheid.

9. De kandidaten kunnen drie begrippen van vrije wil definiëren, uitleggen, met elkaar vergelijken, herkennen in een gegeven situatie en toepassen in gevarieerde contexten: vrije wil als voorwaarde voor verantwoordelijkheid, vrije wil als zelfverwerkelijking en vrije wil als bewuste aansturing. Daarbij kunnen zij verschillende definities van vrije wil relateren aan deze drie begrippen.

Een poging om uit het begrip ‘vrije wil’ een definitie te destilleren zal veel discussie oproepen. In het geval dat de ‘vrije wil’ meerdere begrippen bevat, dan zijn drie verschillende definities van toepassing. De auteurs van het boek definiëren ze als volgt:

1. Vrije wil als voorwaarde voor verantwoordelijkheid: een handeling uit vrije wil is een handeling waarvoor je moreel verantwoordelijk bent. We bedoelen met vrije wil dus het soort controle over je eigen gedrag waar je verantwoordelijk voor bent.

2. Vrije wil als zelfverwerkelijking: een handeling uit vrije wil is een handeling waarin tot uitdrukking komt wat het individu zelf belangrijk vindt. Om een vrije wil te hebben moet je dus een individu zijn met een eigen mening over wat belangrijk voor je is en wat niet. Het gaat hier dus om het vermogen op basis van je eigen mening een beslissing te nemen.

3.Vrije wil als bewuste aansturing: een handeling uit vrije wil is een handeling die wordt aangestuurd door een bewuste gedachte die je vlak voor je handelen hebt. Je handelt dus uit vrije wil wanneer je denkt “En nu ga ik dit doen” en vervolgens handel je. Met vrije wil wordt dus het vermogen bedoeld om bewust je eigen lichaam in beweging te zetten.

8. De kandidaten kunnen opvattingen over de vrije wil reconstrueren vanaf de klassieke Griekse filosofen tot en met Augustinus. Zij kunnen daarbij aangeven vanuit welke context Augustinus het begrip ‘wil’ introduceert.

Socrates’ opvatting is dat het kwaad voort komt uit onwetendheid: men begrijpt of beseft niet dat een handeling fout is.

Plato durft dit te betwijfelen en formuleert de gedachte dat foute handelingen ook verleidelijk kunnen zijn, ook al weet je dat het eigenlijk onjuist is. De menselijke ziel bestaat volgens hem uit drie delen die te vergelijken zijn met een tweespan: een rijtuig bestuurd door een menner (symboliseert het redelijke deel van de ziel dat inzicht heeft in het goede), voortgetrokken door twee paarden (enerzijds een edel/gehoorzaam paard dat het eerzuchtige en gedisciplineerde deel van de ziel symboliseert) (anderzijds een ongehoorzaam en afgeleid paard dat het deel van de ziel symboliseert dat gedreven wordt door lust). De taak van de paardenmenner is om de teugels in handen te houden en samen met het gehoorzame paard het ongehoorzame paard in het gareel te houden.

Aristoteles zoekt het antwoord via een heel andere weg. Hij wil weten wat de reden is waarom we soms niet voldoende beheersing hebben om onze kennis van het goede in de praktijk te brengen. Hij onderscheidt algemene kennis van het goede en de toepassing van deze kennis van het goede in de praktijk. In de praktijk kan het voorkomen dat je je niet bewust bent van alle kennis die je bezit. Je kunt dus immoreel handelen zonder dat je je op dat moment (door emoties/verlangens) realiseert dat je fout zit.
Ook weet Aristoteles de algemene kennis van het goede te scheiden en de zintuigelijke kennis van een situatie. Je kunt dus immoreel handelen omdat je (afgeleid door eigen beslommeringen) niet doorhebt dat een ander bijv. hulp nodig heeft.

Voor alle voorgaande denkers heeft immoreel gedrag te maken met gebrek aan inzicht. Ze gaan er dus ook vanuit dat wanneer men inziet wat goed is, het individu de keuze zal maken het goede te doen. De christelijke filosoof Augustinus introduceert een ander aspect. Hij vindt meent te weten dat men niet enkel immoreel uit onwetendheid handelt, maar ook omdat ze niet willen. De wil hoeft dus niet te luisteren naar het besef van het goede (je weet dat je de afwas moet doen, maar bent te lui), maar je wil hoeft zich dus ook niet te laten leiden door waar je wel of geen zin in hebt (je weet dat je de afwas moet doen en ligt liever op de bank, maar je besluit toch de keuken te betreden). Hebben we dan nu met iemand te maken die een absolute vrije wil erkent? Nee. Augustinus vraagt zich af waarom sommigen wel opstaan om de afwas te doen, en anderen liever blijven liggen. Vanuit zijn christelijke achtergrond meent hij dat de wil om het goede te negeren (en daarmee het kwade te doen) een uiting is van aangeboren zondigheid van de mens. De enige manier hoe we van die zondigheid af komen is door te bidden tot god, in de hoop dat deze Almachtige ons een vleugje goede wil toestopt.

7. De kandidaten kunnen uitleggen waarom het algemene idee dat mensen meestal uit vrije wil handelen problematisch is in het licht van (a) het determinisme en (b) de overeenkomsten tussen groepsgedrag bij dieren en bij mensen..

Het determinisme is de opvatting dat in onze wereld niets zonder oorzaak gebeurd: alles heeft een oorzaak. Alles wat we doen wordt dus weer bepaald door gebeurtenissen uit het verleden. Daarvan uitgaande kun je niet spreken over vrije wil: sinds het begin van het universum was het al duidelijk dat jij deze handeling zou plegen. Het is onderdeel van een ‘grand scheme of things’ en je hebt zelf weinig te willen of kiezen, terwijl je misschien helemaal niets vermoedde.

Het hanteren van het begrip ‘vrije wil’ is ook niet houdbaar wanneer we de overeenkomsten tussen onszelf en dieren op een rijtje zetten. We onderscheiden ons van dieren doordat we kunnen kiezen om onze instinctieve neigingen te onderdrukken: wij mensen kunnen buiten onszelf uitstijgen en gevolgen van een handeling overzien: transcenderen. Dat zorgt ervoor dat soms kiezen om iets juist of niet wel te doen.

We onderscheiden onszelf veel meer minder wanneer we ’t hebben over het belang dat wij hechten aan acceptatie in een groep. Het onderdeel zijn van een groep betekent dat er groepsgebonden normen en waarden gelden, en ons diepgeworteld verlangen tot conformiteit zorgt ervoor dat we proberen te voldoen aan de normen. We handelen minder instinctmatig in vergelijking met dieren, maar maken wel veel beslissingen op basis van gevoelens. 

6. De kandidaten kunnen beargumenteren in welk opzicht het ingewikkeld is om vast te stellen of iemand uit vrije wil handelt.

Het is ingewikkeld om vast te stellen of iemand uit vrije wil handelt, omdat geen duidelijkheid hebben over de definitie van ‘vrije wil’. Een man die in een middelbare school met een wapen om zich heen begint te vuren wordt opgepakt. Hij had de daad voorbereid door het wapen en munitie aan te schaffen. Stel dat hij physically challenged (mentaal uitgedaagd=stoornis) is, in welke mate mag je het deze man dan aanrekenen? De knaap kan echter ook net verlaten zijn door zijn vrouw (een kassameisje), waardoor hij verleid door gevoelens van haat zijn daad pleegt. Men kan zich soms wanen in het gevoel dat ze een bewuste en afgewogen beslissing nemen, maar het onbewuste neemt soms de overhand. De man kan in zijn afweging mee hebben genomen dat velen het wel zullen begrijpen, waardoor de drempel tot het plegen van de daad makkelijker is geweest zonder dit te beseffen.

5. De kandidaten zijn in staat tot een kritische reflectie op common-sense opvattingen over de vrije wil.

De meeste burgers zijn niet bezig met het filosoferen over definities van alledaagse zaken, maar ontwikkelen gemakkelijke common-sense opvatting(en) waar men zich gevoelsmatig mee kan identificeren. Hieronder een aantal op een rij, met een kritische reflectie hierop.

“Vrije wil is het vermogen om bewust een keuze te maken.” Voorbeeld 1-2 haalt een voorbeeld aan waarin een meisje (Mirjam) midden in de nacht een fiets steelt en wordt betrapt. Ze heeft bewust een keuze gemaakt, maar heeft er toch voor gekozen om de fiets te stelen. Mirjam’s verleiding om de fiets te stelen was destijds sterker dan de verleiding om te dit niet te doen. Dit roept de vraag op of dit al dan niet ‘bewust’ genoemd mag worden, ze werd beïnvloed door haar verleiding.

“Vrije wil is het vermogen om een keuze te maken, terwijl je ook een andere keuze had kunnen maken.” In het bovenstaande voorbeeld had Mirjam ook de keuze om een andere keuze te maken, maar koos er alsnog voor om de fiets mee te nemen. De verleiding was sterker om te stelen, een verleiding waar ze niet voor gekozen had. Het doet de vraag rijzen of Mirjam gezien haar situatie wel een ‘andere keuze’ had kunnen maken. Deze definitie houdt daar geen rekening mee.

“Vrije wil is het vermogen om je handeling door een beslissing te laten veroorzaken, zonder dat die beslissing zelf weer door iets anders wordt veroorzaakt.” Men zou zich kunnen afvragen of elke handeling niet (onbewust) door iets anders wordt veroorzaakt. Mirjam maakte een afweging en koos ervoor om de fiets te stelen. In die afweging kon ze onbewust toch beïnvloedt zijn door haar vriendengroep (die wel vaker een fiets stelen en daar geen kwaad in zien).

“Vrije wil is het soort controle over je eigen handeling op grond waarvan je voor die handeling verantwoordelijk bent.” Als je ergens controle over hebt, dan vind de opsteller van deze definitie dat je daar ook verantwoording voor draagt. Echter, het woord ‘controle’ zaait verwarring: het insinueert een bepaalde mate van beheersing. Had Mirjam voldoende beheersing over haar verleiding? Of voldoende beheersing over de mening van haar vriendengroep die ze onbewust meenam in haar afweging?

4. De kandidaten kunnen door het noemen van concrete vraagstukken in de hedendaagse maatschappij het belang van het filosoferen over de wilsvrijheid van de mens aangeven.

Het is belangrijk om in onze huidige samenleving te filosoferen over de wilsvrijheid van de mens omdat het concept ‘wilsvrijheid’ effect heeft op de manier hoe we (individuen onder elkaar+rechtelijke macht vs. burgers) met elkaar omgaan. Wanneer je op bezoek bent bij een oom en je stoot een vaas om, dan zal hij minder boos op je zijn als het per ongeluk ging. Als het een ongelukje was, betekent dit dat je zijn vaas niet express kapot wilde maken: het gebeurde niet uit vrije wil. Wanneer dit geen ongeluk was en je boos op hem was, dan zal hij dit erger vinden: je hebt er uit vrije wil voor gekozen om de vaas kapot te maken.

Daarnaast is ‘wilsvrijheid’ ook een ideaal binnen onze maatschappij: we vinden dat iedereen vrij moet zijn keuzes te maken. Hoe meer (vrije) keuzes een individu kan maken, hoe meer vrijheid deze heeft (en hoe meer vrijheid we hebben, hoe gelukkiger leven we leiden).

Iedereen schijnt wel te weten wat de term ‘vrije wil’ inhoudt, maar velen vinden het lastig dit te concretiseren. Dit concretiseren is misschien niet belangrijk zolang we gevoelsmatig weten wat iemand uit vrije wil doet, en wat niet. Dat is helaas niet zo. Het is daarom van belang om hierover te filosoferen en de term (proberen te) definiëren.  Wanneer we na het filosoferen erachter komen dat ‘wilsvrijheid’ een andere invulling dient te krijgen dat de common-sense opvatting (of: dat een vrije wil helemaal niet bestaat), dan heeft dit effect op hoe wij met elkaar omgaan. Als een vrije wil niet bestaat dan kan je oom nooit meer boos worden als je zijn vaas omstoot: je kon er niets aan doen! Ook kan dit het ideaal binnen onze maatschappij veranderen, want als er geen vrije keuzes bestaan dan vervalt dit hele ideaal.