Wie ik zelf ben

Mijn foto
Ik volg een hbo studie filosofie. In mijn vrije tijd geef ik bijlessen filosofie. Ik werk in heel Nederland: voel je welkom!

maandag 23 januari 2012

38. De kandidaten kunnen met behulp van het begrip zelfverwerkelijking uitleggen wat het verschil is tussen een onvrije handeling en een handeling uit vrije wil en wat zelfverwerkelijking als vrijheidsideaal betekent.


Een onvrije handeling is een handeling waar niet tot uitdrukking komt wat je zelf belangrijk vindt. Dat kan zijn omdat je geen mening hebt, of omdat je wel een mening hebt maar niet de durf/het vermogen hebt om je mening uit te drukken in een concrete handeling. Een vrije handeling is er eentje waarin wel tot uitdrukking komt wat je persoonlijk belangrijk vindt.

Dat laatste vinden we een belangrijk ideaal in onze huidige wereld. Echter, zelfverwerkelijking komt in verschillende gradaties voor: niemand is volledig authentiek. We kunnen dus concluderen dat vrije wil als zelfverwerkelijking een ideaal is dat we zoveel mogelijk moeten probleren na te streven.

37. De kandidaten kunnen vier aspecten van zelfverwerkelijking noemen. Daarbij kunnen zij uitleggen waarom elk daarvan nodig is om van een werkelijk vrije handeling te spreken.


1. Herkenbaarheid: het gedrag moet voor de buitenwereld overeenstemmen met zijn/haar identiteit. Kanttekening is dat je (voor de buitenwereld) bewust af kunt wijken, terwijl je volstrekt een keuze neemt op basis van je eigen mening. Daarnaast is een herkenning voor de buitenwereld op zich geen garantie voor vrije wil: vele schilders zullen volgens het oog van een leek een eigen schilderstijl hebben, maar dezelfde stijl volgens kenners duidelijk is overgenomen van andere kunstenaars. Is het dan nog wel een eigen stijl? Dat brengt ons bij:
2. Authenciteit: het herkenbare karakter moet authentiek en van jouw zijn. Je kunt meningen klakkeloos overnemen en jezelf deels laten beinvloeden: wat is het verschil en waar ligt de grens?
3. Reflectie: iemand heeft regelmatig reflectie op eigen handelen en eigen identiteit, oftewel iemand heeft er duidelijk over nagedacht. Echter het roept vragen op: wat zijn goede redenen om iets te willen, is het wel mogelijk om bewust te zijn van alle invloeden, moet je ook reflecteren op de manier hoe je reflecteert?
4. Zelfkennis: hoe meer inzicht je hebt in wie je bent, hoe beter je in staat bent keuzes te maken die daar goed bij passen, hoe meer je identiteit tot uitdrukking komt in je handelen.

36. De kandidaten kunnen uitleggen dat als iemand spijt ervaart omdat hij de oorzaak was van leed of schade (agent-regret), er volgens Nagel niet noodzakelijk ook sprake is van morele pech (moral bad luck).


Actorspijt is spijt over iets wat je mede hebt veroorzaakt zonder dat je schuldig bent. Nagel schrijft dat iemand actorspijt kan voelen terwijl er geen sprake hoeft te zijn van morele pech. Iemand kan wel een rol in de gebeurtenis hebben gespeeld (een kind hebben aangereden), maar nog geen schuld hebben (de remmen werkten prima en dus geen sprake van nalatigheid). Ergo, geen verantwoordelijkheid = geen morele pech.

Wanneer schuldvraag speelt: ben je verantwoordelijk?
- Ja: morele pech, dus je bent niet verantwoordelijk
- Nee: je hebt actorspijt

35. De kandidaten kunnen de vier vormen van ‘moral luck’ benoemen en uitleggen hoe Nagel die onderscheidt.

1. Constitutionele luck: persoonlijkheid, voor zover dit een kwestie is van aanleg/vermogens/karakter
2. Luck door omstandigheden: problemen en situaties waar je in verzeild raakt
3. Luck te zijn gedetermineerd door je verleden
4. Luck dat je handeling op bepaalde wijze uitpakken

34. De kandidaten kunnen uitleggen hoe het probleem van ‘moral luck’ volgens Nagel ontstaat uit ons alledaagse leven en op welke wijze dit probleem samenhangt met het probleem van de vrije wil.


De common-sense opvatting uit het alledaagse leven schrijft ons voor dat eenieder die handelt zonder volledige controle over zichzelf en zijn handeling, vrijgesteld wordt van morele oordelen. Omdat Nagel concludeert dat alles tot zeker hoogte afhankelijk is van zaken buiten onszelf (4 soorten moral luck), is geen enkel moreel oordeel meer legitiem en heeft iemand dus geen verantwoordelijkheid.

De vraag is nu: in hoeverre hebben wij dan een vrije wil, wanneer alles afhangt van factoren buiten onszelf?

33. De kandidaten kunnen uitleggen waarom, volgens Nagel, oorlogsmisdadigers te beschouwen zijn als slachtoffer van ‘moral luck’.

Een oorlogsmisdadiger (in dit gedachte-experiment is het een Israelische soldaat die veroordeeld wordt voor moord op een Palestijnse betoger) is vanwege moral luck in de positie geraakt dat hij een oorlog vecht en in staat is gesteld een misdaad te plegen. Vanwege zijn persoonlijkheid (hij heeft sinds zijn jeugd een moedig karakter waardoor hij bij het leger ging), omstandigheden (er is een constante strijd tussen Palestijnen en Israeliers), het verleden (de misdadiger koestert dankzij het verleden een haat tegen Palestijnen) en het uitpakken van de handeling (de klap op het hoofd van de betoger was als straf bedoeld, maar vanwege het brosse lichaam van de betoger overlijdt de Palestijn).